Cuba dag 9 & 10 | De andere kanten van Trinidad: suiker en slaven en strand.

Gepubliceerd op 31 oktober 2023 om 15:58

Na de straten en pleinen en kerken en musea en casas van Trinidad zijn we toe aan wat anders. En als je, zoals wij, een paar dagen in Trinidad verblijft, is het zeker zo leuk om voorbij de stadsgrenzen te kijken en meer van de omgeving te ontdekken. In de buurt zijn er namelijk een aantal leuke en interessante plekken om te bezoeken. Wat denk je van bijzondere landschappen met prachtige groene valleien, witter dan witte zandstranden aan een turquoise zee en historische suikerplantages met wachttorens en slavenverblijven? Op amper een half uur rijden van het centrum, laat kleurrijk Trinidad zich van heel andere kanten zien.

 

Valle de los Ingenios

Een korte busrit de stad uit, richting Sancti Spíritus, en al na een paar kilometer word je verrast door de weelderige groene natuur. Je duikt hier zo de Valle de los Ingenios in of de Vallei van de Suikermolens, een 256 km² groot gebied bestaande uit 3 aaneengesloten valleien tussen de bergen van de Sierra del Escambray en de Caribische Zee.

Slanke palmbomen met wuivende kruinen rijzen parmantig op boven suikerrietvelden en koffiestruiken en grasland, een beeld in 50 tinten groen.   

Stoppen bij de Mirador de La Loma del Puerto is een must. Dit uitkijkpunt op 192 m hoogte geeft je een perfect ‘180 graden-vergezicht’ over de vlakte, compleet met bar (onmisbaar in Cuba) en (heus waar) een boekenkraampje! Het eerste (en enige) gekochte boek in Cuba is een feit: ‘Travelers’ tales of old Cuba’ van John Jenkins.

Het infobord aan de trappen naar omhoog, naar de mirador, meldt dat je kijkt naar een Patrimonio de la Humanidad en inderdaad, net als Trinidad staat ook de aangrenzende Valle de los Ingenios op de UNESCO Werelderfgoedlijst sinds 1988. Stad en vallei zijn voor altijd met elkaar verbonden door een geschiedenis die slechts verteld wordt door opgeknapte gebouwen en vervallen verblijven.

De rijkdom die tentoongesteld wordt in de palacios en casas is op deze uitgestrekte, vruchtbare velden met bloed, zweet, tranen en (vaak) het eigen leven verdiend door duizenden slaven. Het witte goud van Cuba ten koste van heel veel zwarte miserie.

Op het hoogtepunt van de suikerproductie in de 18e en 19e eeuw was de vallei afgeladen vol met 50 suikermolens, sommige bronnen spreken zelfs van 70. Vandaar de naam ingenios = suikermolens. Tel daarbij de enorme suikerfabrieken, de luisterrijke plantershuizen of haciendas, de slavenverblijven en de imposante wachttorens en je snapt meteen dat in de Valle de los Ingenios de historische kroniek van de omliggende rijke steden werd geschreven.

 

Met die informatie in ons achterhoofd en genoeg indrukken en foto’s van het postkaartlandschap, de bloemrijke bougainvillea en de wilde paarse petunia’s trekken we verder de vallei in. Aan diezelfde Circuito Sur wacht Manaca Iznaga op ons bezoek. Deze bekendste en meest bezochte suikerrietplantage met zijn iconische Torre Iznaga of wachttoren werd gesticht in 1750 door de familie Sánchez Iznaga (die van het Casa Azul in Trinidad waarin nu het Museo de Arquitectura Colonial gevestigd is). Rond 1840 woonden en werkten er bijna 350 slaven op de Iznaga plantage, toen zowat de grootste suikerfabriek van de Valle de los Ingenios.

De chique hacienda werd tussen 1815 en 1830 uitgebreid met een 45 m hoge wachttoren, een knap staaltje van koloniale architectuur en ooit het hoogste bouwwerk van Cuba. De 7 verdiepingen, verschillend van elkaar in vorm en stijl, zijn na 200 jaar wat scheefgezakt en de klok hangt niet meer in de toren maar ligt in het gras. Wat overeind bleef, is zijn uitstraling van macht en economische welvaart. 

De Cubanen, verzot op mythes en legendes, vertellen je graag de verhalen die verweven zijn met de Torre Iznaga. De romantische versie: de broers Iznaga (Alejo en Pedro), allebei verliefd op hetzelfde dorpsmeisje, probeerden haar aandacht te trekken door de bouw van een onwaarschijnlijk hoge toren. Of deze nuchtere versie: de toren werd gebouwd door Alejo om zijn broer Pedro (ook plantage-eigenaar) duidelijk te maken wie de baas was in de vallei.

De werkelijke reden voor de bouw van de toren was een stuk praktischer: van bovenaf was het makkelijker om de slaven in ‘t oog te houden en kon men eventuele brandhaarden of piraten en dievenbendes vlugger lokaliseren. De torenklok kondigde het begin en einde van de werkdag aan en was bovendien een oproep tot het dagelijkse gebed.   

Dankzij de fondsen van UNESCO zijn het grote plantage-huis, de toren zelf en een aantal slavenverblijven of barracones keurig gerestaureerd. De casa, waar eens de familie Iznaga woonde, is nu een restaurant met zonnig terras waar je in de mooi aangelegde tuin de torenklok kan bewonderen en waar achteraan nog een oude suikerrietpers staat.

Voor een fantastisch uitzicht over de gebouwen en de plantage moet je de toren op. Zin in heel veel trappen en een stevige klim? Ik liever niet! Bij nader inzien blijf ik toch maar op de begane grond! Want ook daar zijn boeiende dingen te zien. Een wandelingetje door het dorpje brengt me naar onverwachte plekjes en de camera maakt opmerkelijke beelden van een (werkend?) plattelands treinstation, een pittoreske drankkraampje en artistiekerige muurschilderingen.

Het hobbelige keienstraatje van de parking naar de toren is één witte wapperende linnenboetiek. Er wordt genaaid en geborduurd, van tafelkleden en boodschappentasjes tot schattige kinderjurkjes,  ambachtelijk handwerk, niet alleen een toeristische attractie maar veeleer een manier om de eigen tradities levendig te houden en de familie te voorzien van een simpel daginkomen. Met een eindeloos geduld, een witte lap stof, een naald en een draad wordt de avondmaaltijd van rijst met zwarte bonen verdiend.     

De Valle de los Ingenios … dat is meer dan een verzamelplaats van archeologische sites, dat is een aandenken aan het verleden, een onbetaalbaar souvenir waarvan je enkel het beeld meeneemt naar huis. Voor wie zich wil verdiepen in de geschiedenis van dit land en zijn volk is deze vallei met stip één van de interessantste plaatsen in Cuba.

 

Playa Ancón

Van de weidse groene natuur en het koloniale verleden naar witte zandstranden, een groter contrast is niet denkbaar. Toch kan het, vlakbij het centrum van Trinidad, op het schiereiland Ancón. Het 8 km lange schiereiland aan de zuidkust van het eiland is gezegend met witte zandstranden en helder turquoise water. Luie ligbedden en palmbladparasols maken het plaatje compleet.

Geen betere plek om te relaxen en weg te dromen bij een verse kokosnoot onder een stralende zon in een strakblauwe hemel.  

Maar eerst maken we tijd voor een korte omweg op vraag van enkele avontuurlijke medereizigers: de canopy tour en zip line aan de Rio Guauroba aan de voet van het natuurgebied Parque Natural El Cubano. Perfect voor wie als een vogel over de boomtoppen wil vliegen. Ik hou het bij een trage wandeling langs de waterkant.

Daarna gaat het regelrecht naar de beste Caribische zee - zand - strandplek, langs moerassen en mangroves en een roestig zinkend schip in de baai.

De rest van de middag reserveren we voor het zalige nietsdoen met een kleine uitzondering voor pootjebaden, zwemmen en zonnen. Het ultieme vakantiegevoel op La Isla Cubana!

 


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.